1005 Het Oorlogsdagboek van Harrie Sentjens
Introductie:
Op 8 oktober 1944 veranderde het leven van Harrie Sentjens, een jongeman uit Nederweert-Eind, drastisch toen hij door de Duitse bezetters werd opgepakt en afgevoerd voor tewerkstelling in Duitsland. Wat volgde, was een zware en onzekere periode van bijna zeven maanden, waarin Harrie ver van huis en zijn geliefden moest zien te overleven in barre omstandigheden. Pas op 28 april 1945 keerde hij terug naar huis, vermoeid maar vol hoop.
Dit dagboek, geschreven tijdens en na zijn tijd in gevangenschap, biedt een uniek en persoonlijk inzicht in zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zijn nageslacht heeft recent nog het adres bezocht waar hij het grootste deel van zijn tijd in Duitsland doorbracht, wat zijn verhaal nog tastbaarder en betekenisvoller maakt. Dit document is niet alleen een eerbetoon aan Harrie, maar ook een belangrijke herinnering aan de offers en veerkracht van velen in die moeilijke tijd.
In de pagina's die volgen, nodigen we u uit om mee te lezen met de gedachten en emoties van een man die de oorlog aan den lijve heeft ondervonden, en om stil te staan bij de impact van deze donkere periode op het leven van hem en zijn familie.
Document uit de Duitse archieven.
Het gebouw waar hij heeft verbleven
Dagboek van Harrie Sentjens.
“Het was Zondag 8 Oktober toen wij onder het gebulder van de kanonnen werden weggevoerd door de Duitsers om voor hen te gaan werken. Vlug moest alles gebeuren zodat wij bijna niet in staat waren om voedsel en kleren mede te nemen. Volgens hen moesten wij een paar dagen gaan werken, hetgeen anders uitkwam toen wij in Roggel aan de groene politie werden overgeleverd. Daar vele nog dien morgen niet hadden gegeten waren wij blij toen de meisjes van Roggel ons brood enzovoorts bezorgden, temeer daar wij wisten dat het naar Duitsland ging en waar van eten krijgen voorlopig geen sprake was. Het was tegen den middag toen wij van Roggel verder gingen of liever verder met een veertig stuks vee tot aan de Maas bij Kessel. Hier werden wij over de Maas gezet en ging het verder tot Reuver. Het was al avond geworden toen wij hier aankwamen en onder strenge bewaking werden wij in den trein gestopt met vijftig man in smerige veewagens waarvan de deuren goed gesloten werden. Na een poosje kwam de trein in beweging in de richting Venlo en zoo naar de grens, zodat wij omstreeks middernacht in volle vaart den Rijn passeerden. Allen waren doodmoe en lagen den een op den ander in den wagen, maar konden niet slapen van de warmte en dorst. Zo hebben wij den gehele nacht gereisd totdat wij Maandagmorgen 5 uur te Wuppertal aankwamen. Hier werden de deuren opengemaakt en weer onder strenge bewaking naar een kamp gebracht. Tegen de middag kregen wij eten: kappes soep met veel peper welke niet te eten was, in de namiddag nog een kom koffie en tegen de avond met vier man een broodje.
Nu weer vlug in de rij en wie wat langzaam was had kans met een hond kennis te maken. Zoo stonden wij hier gelijk een troep vee, niet wetende wat er met ons gebeurde. Het was weer avond gereisd zodat wij Woensdagmorgen in Lehrte wakker werden. Dat stadje lag 20 kilometer achter Hannover. Wij geworden toen het weer het kamp uitging naar de trein, alweer veewagens waar wij in werden gestopt waarna den trein vertrok verder Duitsland in. Zo hebben wij den gehele nacht gereisd niet te weten wat er gebeuren gaat en denkende aan huis. Veel hebben wij gebeden vanaf wij Zondag in den trein stapte te Reuver.
Het was Dinsdagmorgen toen wij in Goch aankwamen en een poosje moesten wachten, want de Tommies waren vannacht hier bezig geweest, zodat hier en daar de rails niet meer vlak lagen maar de lucht instaken en gerepareerd moest worden.
Zo hebben wij Dinsdag en die nacht gereisd zodat wij Woensdag morgen in Lehrte wakker werden. Dat stadje lag 20 kilometer achter Hannover. Wij waren blij dat wij inde open lucht kwamen en werden weer verder gedreven naar een kamp. Bij den ingang van dit kamp kreeg iedereen een penning welke wij moesten inleveren bij eten halen zodat wij goed oppaste dat hij niet wegkwam, want wij hadden ons brood al lang op en hadden honger. Nu werd ons eerst een verblijf aangewezen, houten barakken waar wij met veertig man in moesten. De bedden waren tweehoog, geen strozak maar gewone latten. Eindelijk ging een fluitje en moesten wij de rij gaan staan voor eten, ieder met een kommetje stonden wij de beurt af te wachten, het was weer kappes soep, welke er nu goed in ging. Het duurde langen tijd voor ieder een beurt had want wij waren met 2000 man. Tegen de avond nog eens eten: een snee brood en daarna slapen wat niet meeviel op de latten. Geen wonder dat velen al om 5 uur buiten waren. Om negen uur weer eten halen, 1 snee brood en een kom kappes soep
Zoo stonden wij den gehele dag in de rij met de gedachte; hadden wij dat maar wat de varkens thuiskregen; wie dit niet meegemaakt heeft kan zich niet voorstellen wat hongerlijden is wat het is onder dwang te moeten staan.
Om ziekte te voorkomen moesten allen ontsmet worden en de kleren gestoomd worden. Op Zaterdagmorgen kregen wij een beurt. Om 6 uur gingen wij met 30 man in bad in, wat een verfrissing was; daarna werden wij ontsmet met creoline wat ons deed krimpen van de pijn, zodat velen bewusteloos raakten. Deze operatie werd uitgevoerd door Poolse meisjes.
Zo zijn wij gekomen tot Zondag 15 Oktober. Wij hadden het geluk een Pater van Weert bij ons te hebben, welke vrijwillig vanuit Grathem was meegegaan. Deze Pater droeg zondagmorgen in de open lucht een H. Mis op. In zijn predicatie sprak hij "Vader in dien het mogelijk is laat deze kelk enz”., maar sprak ons moed in om alles te aanvaarden wat komen gaat maar velen zullen deze kelk moeten ledigen tot de bodem. Maar met vertrouwen op God zullen wij deze last toch kunnen dragen. Hier ging men eerst beseffen wat het is ons geloof te bezitten. Daarna werd de H. Mis voortgezet tot aan de Communie; allen waren onder de indruk toen de H. Communie uitgereikt werd langs de rijen. Omdat het voor den Pater te lang duurde om 2000 mensen de communie te geven, kreeg Willem van Helden verlof mede te helpen. Veel hebben wij deze dagen gebeden om uit dit smerig verblijf verlost te worden, want ze meenden ons op allerlei manieren schrik aan te jagen, zoo gebeurde het eens dat bij een keuring bij de dokter een stuk zeep was weggekomen, wat zeker niet waar was, en daarvan werden enigen en moesten dit stuk zeep direct terugbezorgen, ofwel ze werden voor den muur gezet, maar wij hebben er niets meer van gehoord, zodat het maar bangmakerij was.
Zo zijn wij gekomen op Dinsdag 17 Oktober. Allen moesten bij de hoogheid komen om ingedeeld te worden. Men kon zich opgeven voor melker, voerman, bosarbeider, landarbeider enz. In de namiddag waren wij klaar voor vertrek. In groepen gingen allen hier uit elkaar en wij dachten dat wij elkaar nog ooit zouden zien.
Aan iedere groep die vertrok gaf den Pater den zegen en persoonlijk een woord van moed en troost.
Tegen den avond kwam onze beurt; met 1200 man ging het naar den trein zodat het avond was toen wij in Hannover aankwamen, hier moesten wij uitstappen en den schuilkelder in onder het station. Deze kelder was gebouwd voor wel 5000 mensen. Hier aangekomen moesten wij allen in de rij gaan staan, het was een geschreeuw en gesnauw dat men er bang van zou worden, maar wij dachten wat zijn jullie toch klein.
Na een tijdje kwamen er een grote groep soldaten met gele uniformen aan, het hakenkruis op de mouwen. Deze heren werden onze leiders en zoals op de veemarkt werd aan die leider een groep van 15 man toegewezen. Wij vroegen al gauw aan zo 'n knul waar het naar toe gaat, waarop hij spottend antwoordde "nach Holland". Het was al middernacht voor allen klaar waren, eerst werd nog voor het eten gezorgd en toen ging het weer de trein in; deze keer was het een personentrein zodat erbij konden zitten. Met snelle vaart ging de reis naar het westen en wij dachten als hij over de Rijn komt, dan hebben ze ons voor het laatst gezien. En jawel het ging over den Rijn er begon al wat daglicht te komen toen wij Düsseldorf passeerden; met razende vaart ging het verder, Gladbach enz. Zodat wij tegen 9 uur te Erkelenz waren. Hier moesten wij vlug uitstappen; er was luchtgevaar. Na een poosje onder de bomen te hebben gestaan moesten wij weer instappen wat wij niet graag deden, daar wij van plan waren hen vaarwel te zeggen, maar dit lukte door de zware bewaking niet. Intussen was de locomotief gedraaid en het ging weer terug richting Gladbach. Na enige minuten in de trein gezeten te hebben kwamen de Tommies en vuurden, niet voor allen uit de trein gesprongen waren. Met 1200 man hadden wij ons verspreid in het veld. Daar er 200 meter verderop een afweergeschut stond ging deze ook schieten zodat de scherven en kogels over ons en naast vielen. Dit waren bange ogenblikken en wij dachten dat er elk moment een treffer kon komen. Toen de vliegers weg waren zijn wij verder gevlucht met de gedachte wat er verder ook gebeurt in den trein gaan wij niet meer. Velen zijn er toen vandoor gegaan om over de grens te komen. Wij waren met acht man bij elkaar en gingen door heggen en struiken in de richting grens. Maar ook dit liep mis; om verder te komen moesten wij een grote weg passeren, waar de mof verschansingen maakte. Wij mochten daar niet komen, want als ze ons daar zouden betrappen werden we gegrepen als deserteur. Na nog wat rondgezworven te hebben kwamen wij overeen ons te melden bij de politie omdat wij toch geen kans hadden ons doel te bereiken. Zo hebben wij ons mooi voorgedaan, veel gelogen en gezegd dat wij gingen werken, maar door de Tommies uit elkaar zijn gejaagd en geen weg meer terug wisten. Deze ezel geloofde ons en hij gaf ons een adres van een boer in Rhijndalen; hier moesten we maar naartoe gaan, die kon ons wel gebruiken. Blij dat wij onze rug vrij hadden gingen wij dat adres opzoeken wat wij al gauw gevonden hebben. Het was een grote boerderij maar bij de ingang stond SDAP. Toch maar naar binnen. Wij werden er goed ontvangen en toen wij zeiden dat we de gehele dag nog niet hadden gegeten kregen elk twee boterhammen. In de schuur moesten wij maar slapen en ons zelf maar zien te redden. Stro lag er genoeg en zo hadden wij ons bed gauw klaar en moe van de zwerftocht gingen wij liggen. Maar nauwelijks een half uur was er voorbij toen er een SS- man met hevig geweld de deur openrukte en begon te brullen. "Wass wollen Sie hier". Toen wij probeerden uit te leggen hoe de vork in de steel zat, greep hij naar zijn revolver en schreeuwde of wij niet op konden staan als een Duitser tot hen sprak. Met schrik sprongen wij allen op en met geweld werden wij naar buiten gedreven in een veld. Hier stond een houten keet en met snelle pas ging het hier naartoe. Zo vlug zelfs dat niemand de laatste wou zijn. Ramen en ruiten zaten er niet meer in. Een boer bracht ons enige bossen stro en als wij niet genoeg hadden moesten wij maar komen, maar niemand had nog de moed buiten te gaan. Intussen was mijnheer de SS- er wat gekalmeerd, maar waarschuwde ons als een van ons wegliep de anderen de kogel kregen. Na eerst ons persoonsbewijs afgenomen te hebben vertrok hij. Hier hebben wij den nacht van Woensdag op Donderdag doorgebracht. Het was koud en het regende dat het goot zodat niemand had geslapen. Den gehelen nacht gebeden en overlegd wat wij zouden doen, maar wij zagen geen uitkomst meer en zaten in de val en daarom maar afwachten wat er ging gebeuren.
Nu moest voor eten gezorgd worden zodat ik het geluk had dat ik dadelijk een handwagen kreeg en in gezelschap van een Rus ging het richting keuken, ruim een half uur lopen. Hier aangekomen kregen wij een ketel kappes soep en daarmee weer retour. Eindelijk konden wij gaan eten en omdat wij honger hadden ging de soep er goed in. Na het eten werd ons verblijf aangewezen, maar hier zaten ook nog Russen in, deze moesten direct vertrekken. Wij gingen aan het werk om te poetsen en de luizen te vangen. Het wemelde hier van de wandluizen die zo groot waren als een Hollandse spin. De slaapzakken werden gevuld en tegen de avond waren wij klaar en waren wij blij om eindelijk ge- installeerd te zijn. Wij hebben die nacht goed geslapen.
Zaterdagmorgen 21 Oktober 7 uur kwam de baas ons roepen om te arbeiden, waar we eigenlijk nog geen zin in hadden, omdat wij nog niets te eten hadden gekregen; maar wij gingen toch mee en werd ons beloofd dat wij over een uur eten hadden. Nu werd iedereen aan het werk gezet. De fabriek was een ijzergieterij; om 2 uur waren wij vrij. Toen werden ons levensmiddelenkaarten gegeven waarmee enige naar de stad gingen om inkopen te doen. Met vier broodjes en twee worsten moesten wij het doen met negen man tot Dinsdag, zodat wij zuinig moesten zijn. Onze buurt bestaat uit Russen, Fransen, Italianen en Belgen; sommigen zijn al vier jaar hier.
Toen kwam de Zondag en een ding viel ons op dat in deze fabriek op zondag niet gewerkt werd, terwijl op andere fabrieken wel werd gewerkt. Wij zijn niet naar de kerk geweest, omdat wij niet wisten of er een katholieke kerk was. Na de rozenkrans gebeden te hebben gingen wij de omgeving verkennen; overal ijzergieterijen. Het was een heuvelland soms zo steil dat je niet naar boven kon lopen. In de namiddag zijn wij naar de stad geweest maar daar was niets te beleven. De vitrines van de winkels waren grotendeels leeg. De stad telde 30.000 inwoners, waarvan het grootste gedeelte van de inwoners vreemdelingen waren. De stad had drie katholieke en een protestante kerk.
Zo hebben wij den eerste Zondag in de fabriek doorgebracht.
Maandag gingen wij weer net tegenzin in de fabriek aan het werk denkende aan huis. Zo ging de tijd voorbij; voor de middag in de fabriek en na de middag buiten ook nog zwaar werk en dat allemaal op 3 ons brood en wat soep. Daarbij werden wij 's-nachts nog wakker gehouden door beestjes die nog waren overgebleven van de Russen en deze beestje bewerkten ons zodanig dat wij onder de puistjes zaten. Wij gingen met onze uitslag naar de dokter en vertelde hem dat wij die uitslag opliepen door die luizen. De dokter meende dat wij die uitslag eigenlijk kregen door het betere eten dat wij niet gewend waren. Wij hebben enkele van die beestjes gevangen en aan de dokter laten zien. Hij geloofde ons en daardoor moesten alle bedden vernieuwd en ontsmet worden. Zo verliep de tijd en begonnen wij en eindigden de dag met de rozenkrans.
Woensdagavond 25 Oktober kregen wij een rookkaart. Zo gauw mogelijk werden er sigaretten gehaald, niet om te roken maar om te ruilen tegen brood, wat we te kort kwamen. Deze avond hebben wij ook aardappelen gekookt in een emmer, hetgeen goed smaakte. Elke avond is het alarm en dan den schuilkelder in, maar de vliegtuigen vlogen was, maar er was niets te krijgen. Zo ging de tweede zondag in Duitsland voorbij.
Maandag 30 Oktober weer werken en 's-avonds weer de schuilkelder in.
Dinsdag 31 Oktober, daags voor Allerheiligen, hadden wij de baas gevraagd of Allerheiligen ook gevierd werd, maar het antwoord was dat er gearbeid moest worden.
Woensdag 1 November. Allerheiligen gingen wij met tegenzin aan het werk en onze gedachten waren thuis aan onze parochie. Voor ons was geen Gaudiamus, hier was het werken gelijk iedere dag, maar we kregen het toch weer avond en toen hebben drie rozenkransen gebeden.
Donderdag 2 November. Allerzielen; weer hard werken en weinig eten zodat ik tegen de avond ziek werd en naar bed ging, maar de baas was direct bij me en wilde me toch laten werken hetgeen hij niet klaarkreeg. Met een kwaad gezicht liep hij naar de dokter en toen deze de koorts opnam en de thermometer 40.5 aangaf kon ik in bed blijven en heb ik Zaterdag en Zondag niet gewerkt.
Vrijdagavond 3 November was bij de Russen een sterfgeval. Het was heel gewoon en omdat het wat lang duurde voor hij stierf werd de stervende buiten in de kou gelegd en een half uur later hoorden wij zeggen dat hij was overleden. Zo sterft men in Duitsland. Wat het hier is om als katholiek te leven in zulke omgeving is niet te beschrijven.
Zondagmorgen 5 November. Ik was wat opgeknapt en weer naar de kerk geweest. Wat ons wel in de kerk opviel was het gedrag, daar kon ieder van ons een voorbeeld aan nemen. Men zag niemand omkijken, praten of zitten. Verder hebben wij den Zondag doorgebracht in de barak en hebben rode kool klaar gemaakt en gegeten want wij hadden uit de keuken niet veel gekregen want er moest gedeeld worden met slachtoffers uit een naburige stad die gisterenavond gebombardeerd was.
Op 9 November is hier de eerste sneeuw gevallen, van tevoren heeft het steeds geregend.
Op 10 November kregen wij voor het eerst uitbetaald wat goed van pas kwam daar wij niet veel meer op zak hadden. Nu kunnen wij toch weer een glas bier kopen, wat hier goed is.
Zondag 12 November naar de kerk geweest. Het heeft den gehele dag geregend zodat het koud was, gelukkig hebben wij genoeg brandstof om te stoken. Vandaag hebben wij maar alleen voor de middageten gekregen en daarom moeten wij zelf voor het avondeten zorgen. Rode kool, 2 aardappelen per man en 1 appel voor ons avondeten.
Zaterdag kwam de baas mij vertellen dat ik bevorderd was in de fabriek; ik moest om te beginnen om 5 uur 's-morgens in de fabriek zijn om met 2 Russen, 1 Fransman en 1 Italiaan zand te kruien, daar ik hier niet erg blij mee was laat zich begrijpen. Maar toch zei hij, moest ik het maar doen, dan stond ik den gehele winter binnen al was het dan ook hard werken. Ik heb het uiteindelijk maar aangenomen, alhoewel ik toch niets te zeggen had. Dus ik Maandagmorgen om half vijf op en om 5 uur beginnen maar om 2 uur waren wij afgewerkt, zodat ik vanaf 2 uur vrij ben en tijd heb om naar de stad te gaan om kappes te kopen en daarna te koken, zodat ik een emmer gaar heb als de anderen uit de fabriek komen, deze moesten werken van 7 tot 5 uur.
Woensdagavond kregen wij kleding een broek met kiel, die moesten wij bewaren voor Zondags.
Zoo gaat de tijd langzaam voorbij met veel bombardementen en veel regen; zodat zij die buiten moesten werken veel armoe lijden en daarom ben ik blij dat ik voor vast in de fabriek ben. Het werk wordt goed betaald; ik verdien 1 mark per uur, maar er is hier niets voor te krijgen, ik heb zelfs 300 mark voor een brood willen geven maar ik kreeg het niet.
Zondag 3 December: Wegens luchtgevaar waren de missen later, zodat ze geen licht meer hoefden te gebruiken wat gevaarlijk is. Tegen de avond is er elke Zondag ook nog een Mis. De kerk waar wij naar toe gaan is toegewijd aan O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand. Uit onze buurt is behalve een Fransman niemand in de kerk dan wij, Hollanders, ofschoon zij zeggen allen katholiek te zijn, maar komen in hun leven maar drie keer in de kerk met dopen, trouwen en doodgaan.
Maandag 4 December om 4 uur namiddag kregen wij bericht er dat er nog meer Hollanders bij ons kwamen inwonen. Het was al avond toen zij hier aankwamen. Zij kwamen uit Venlo en Swolgen. Zo moet ik nu na 2 uur twee emmers kappes- moos koken en 's-avonds ook verdelen, waardoor allen uit dezelfde emmer eten, redacteuren, journalisten, luitenant, sergeant-majoor, boekhouder, student en wij.
Nu gaat de tijd beter voorbij, daar het plezierige jongens zijn en ons veel kunnen inlichten over het verloop van de oorlog. Vooral luitenant Eriksen en redacteur Verschaveren die elke avond naar de stad gaan om bij een Engelse zender het nieuws te vernemen. Luitenant Eriksen was enige zoon en was voor de oorlog student aan de Universiteit; hij studeerde voor advocaat. Het was een goede jongen waar iedereen graag mee omging ook al was hij protestant. Zo ging den ene dag na den andere voorbij en zijn gekomen tot 18 December. Het eten wordt steeds slechter en daar wij met brood niet meer rond kunnen komen zijn heden zondag van Eijk en ik er op uit getrokken om boterhammen te bedelen. Na de Mis van 9 uur gingen wij op stap en na een kwartier gelopen te hebben troffen wij een boer aan, maar deze had niets te missen ofschoon hij pas een varken had geslacht. Als beroeps- landlopers ging het naar adres nummer 2: hier kregen wij een boterham met spek; op nummer 3 ook nog een boterham. Zoo konden wij ons brood nog voor morgen begraven dat wij in de kast hadden.
Maandagmorgen om 5 uur aan het werk. Na een half uur gewerkt te hebben ging het luchtalarm en moesten wij de schuilkelder in. Hevige bombardementen in Essen en omgeving. De bombardementen werden iedere dag heftiger.
Zaterdag 23 December had het al flink gevroren.
Zondag 24 December: vooravond van Kerstmis. Hoewel wij hadden gehoopt de Kerst thuis te vieren, heeft het niet zo mogen zijn en daarom zullen wij deze dagen goed bidden voor een spoedige thuiskomst. Vanmorgen hebben wij voor het eerst gebiecht in Duitsland en gesterkt om ons offer te dragen gingen wij opgeruimd naar onze barak waar wij de dag hebben doorgebracht aan een warme kachel.
Kerstdag. Om 4 uur waren wij al in de weer want om 5 uur begon de Kerstmis, met 17 man gingen wij er naartoe. De kerk was al stampvol toen wij hier binnenkwamen Het was een prachtige dienst toen onder het gedreun van het orgel 3 priesters en 21 koorknapen het altaar opgingen. Er werd meerstemmig gezongen door een gemengd koor. Er werd een predicatie gehouden door een kapelaan; hij zei o.a. dat de enige Verlosser van deze verwarde wereld het kerstkind zal zijn. Na de kerstmis hebben wij nog een poos bij de kribbe gebeden om ook voor ons een Verlosser te zijn. Wij hebben hier gestaan als een van de herders in armoedige kleren, maar met een blij hart omdat wij katholieken weten dat na ons lijden en scheiden eens een beloning komt. Toen zijn wij weer naar onze barak gegaan om koffie te drinken, droog brood met wat suiker en op was ons feestmaal. Van honger zijn in de namiddag Knapen en ik er op uit gegaan zodat wij terugkeerden ieder met 9 sneetjes brood en 32 aardappelen, waarmee wij blij door de drukke straten van Velbert stapten zodat wij 7 kilometer gelopen hadden.
Woensdagmorgen 27 December moesten wij in de schuilkelder want Solingen werd gebombardeerd.
Zaterdag 30 December van 9 tot 12 uur luizenjacht; daarna wassen.
Zondagmorgen 31 December om 7 uur H. Mis, daarna weer om boterhammen er op uit, ditmaal naar Langenberg met het resultaat dat van Eijk en ik voor twee dagen brood hadden en wij zonder broodgebrek het nieuwe jaar tegemoet kunnen gaan.
Zaterdag 30 December van 9 tot 12 uur luizenjacht; daarna wassen. Zondagmorgen 31 December om 7 uur H. Mis, daarna weer om boterhammen er op uit, ditmaal naar Langenberg met het resultaat dat van Eijk en ik voor twee dagen brood hadden en wij zonder broodgebrek het nieuwe jaar tegemoet kunnen gaan.
Maandag 1 Januari 1945 naar de kerk geweest. Tegen de avond zijn wij naar de stad gegaan om een glas bier te drinken en nog wel in de deftigste hotels, zodat wij veel bekijks hadden met onze werkkleding en klompen aan maar wij zeiden ook (bitte sjeun).
Na een uur hier te zijn geweest te zijn was het alarm. Omdat wij niet meer aan onze schuilkelder konden komen moesten wij in de stad een schuilkelder zoeken. Zo zaten wij, van Eijk, Knapen, Vaes, Linders en Sentjens op Nieuwjaarsdag 1945 in Duitsland in den schuilkelder wat wij niet gauw zullen vergeten; er werd hevig gebombardeerd in Duisburg.
Het is hier tamelijk winter en glad zodat het lopen hier niet vlot omdat het hier bergop en bergaf gaat. Gelukkig hebben wij goed te stoken zodat wij geen kou hoeven te lijden.
Terwijl ik dit schrijf is het Dinsdag 2 Januari 3 uur en ben aan het kappes koken, terwijl de anderen in de kelder zitten want het boemt weer. Veel heeft het gesneeuwd zodat de sneeuw ruim een halve meter dik ligt. Maar daar heb ik niet veel last van en blijf maar achter de kachel, maar dat was de volgende morgen niet waar want wij moesten allen sneeuwruimen. Om 7 uur beginnen zodat het nog een uur donker was. Het was erg koud en de meesten van ons hadden geen sokken meer aan. Als beloning kregen wij extra brood, zodat wij de komende dagen niet de boer op hoefden. Ook dat bedelen niet zonder gevaar was ondervond iemand uit Venlo. Hij werd door de politie aangehouden en vastgezet, maar door het optreden van Eriksen kwam hij vrij, maar diezelfde Eriksen moest wel borg staan, dat het niet meer gebeurde.
Wegens gebrek aan materiaal zal het niet lang meer duren dat de fabriek stil komt te liggen, zodat wij benieuwd zijn wat er met ons gebeurt. Met bedelen zijn wij voorlopig gestaakt, maar gaan ieder zondag naar de kerk en zien of er niets meer over is, maar dat loopt ook ten einde, zodat wij heden Zondag nog eens geprobeerd hebben. Zo kregen wij naar na lang aanhouden ieder een bos aardappelen, met het dringend verzoek hen niet meer lastig te vallen. Steeds horen wij goede berichten en daarom hebben wij veel hoop.
Om soep gegaan, met de hoop dat wij niet lang meer op de soep meer hoeven te passen, omdat er steeds goede berichten In deze periode werd Knapen ziek. Hij bleef vanmorgen in bed liggen, maar niet voor lang want de dokter bemerkte geen koorts en als je volgens hem geen koorts hebt ben je volgens deze dokter niet ziek. Knapen werd naar de stad gestuurd om onderzocht te worden. Hier aangekomen door sneeuw en kou keek deze dokter op een meter afstand in de mond. De zieke kreeg een paar pillen en de boodschap "arbeiten".
Zondag 28 Januari. De sneeuw ligt nog steeds. Volgens beurt moest ik vandaag eten halen aan de keuken met een handwagen, maar doordat de weg te slecht was moest van Eijk het paard maar inspannen; met de slee zijn wij toen om soep gegaan, met de hoop dat wij niet lang meer op de soep hoeven te passen omdat er steeds goede berichten kwamen.
Maandag 29 Januari heb ik voor het eerst sinds 8 Oktober gerookt, "Eigen Teelt" welke ik van een Duitser had gekregen. Terwijl ik dit schrijf zit achter de warme kachel met een pijpje. Kappes is bijna niet meer te krijgen zodat ik niet meer hoef te koken. Gelukkig hebben wij weer wat anders uitgevonden om aan het eten te blijven. Wij krijgen per man elke week 62,50 gram boter; deze kunnen wij verruilen op brood. Met vier man samen dus 250 gram krijgen wij 5 kg. brood; zoo kunnen wij 's-avonds nog een sneetje eten. Het eten uit de keuken begint beter te worden, wel kon het wat meer zijn. Het is mooi om te zien als 's- middags het eten uit de keuken komt (1 ketel) welke ik moet verdelen. Met 18 man om mij heen met hun kommetje, de sergeant- majoor, de luitenant, de redacteur, de journalist enz. en als iedereen aan de beurt is geweest nog even wachten of er nog wat overschiet, wat dan met een eetlepel verdeeld wordt. Hier beseft men wat gebrek aan eten is. Nog 160 kilometer zei vandaag een Italiaan, dan is Berlijn van Rusland, wat ook goed te merken was bij de Russen.
Nu is er een nieuwe regeling in de fabriek. Er wordt maar 4 dagen in de week gewerkt, zodat wij de overige dagen vrij hebben, als er geen wagons komen. Zoo meenden wij vandaag ook vrij te zijn maar terwijl ik dit schrijf komt juist de baas binnen en moeten enigen aan het werk, terwijl Knapen en ik zich gereed moesten houden omdat er nog een wagen werd verwacht. Het was slecht weer want het regende, zodat wij hoop hadden dat wij achter de kachel konden blijven, maar om 11 uur moesten wij ook aan het werk. Wij moesten een wagon kolen lossen, maar om 2 uur waren wij klaar; het had den gehelen dag geregend, zodat wij doornat waren. Als beloning dat wij zo hard gewerkt hadden kregen wij een extra brood, daar hadden wij best een nat pak voor over.
Op dit ogenblik is het Zaterdagmiddag en heb mijn werk in de fabriek al vanaf 11 uur af, terwijl de andere nog moeten werken tot 2 uur; ik had zoo juist mijn broek gewassen toen ik de baas aan zag komen, die zou wel weer een of ander klusje voor mij hebben, daarom sloot ik gauw de deur en kroop onder het bed. Je had hem eens moeten horen. Er moest hooi gehaald worden aan de keuken met een handkar, maar ik hield mij heel stil, zodat hij met veel gemopper verder ging. Buiten kwam hij een Rus tegen en deze moest nu mee. Op dit baantje hoefde je niet fel te zijn, want ruim een half uur lopen met zoo een kar en berg op en af en dan na vanaf 's-morgens 5 uur in de kruiwagen te zijn geweest. Zaterdag was er onafgebroken bombardement alarm.
Zondag naar de mis van 10 uur, maar de dienst was nog niet halverwege of er kwam weer een alarm zodat de kerk bijna leegliep. Wij echter bleven rustig zitten.
Maandagmorgen veel vliegers en veel ge- bombardeer. Vandaag heb ik een kilo meel gekocht voor 50 mark en een rode kool voor 70 pfenning, zodat ik er nu weer tegen kan. Van dat meel bak ik koek, zodat de anderen ook dit voorbeeld volgen en dan weer uit de nood zijn.
Er schijnt uit het westen iets op komst te zijn, want dagelijks komen hier lange treinen voorbij welke alle uit het Ruhrgebied komen, met allerlei materiaal, aardappelen, vee enz.
Eerste zondag van de Vasten. Naar de eerste mis geweest en daarna om de verveling te verdrijven rode kool gekookte en gegeten als morgenontbijt. Daarna weer naar de Mis van 11 uur. Intussen was het middag en zaten allen weer te wachten op mij om het eten te verdelen voor de middag. Ieder 3 of 4 aardappelen en wat zuurkool was het rantsoen voor middag en avond.
Woensdag 21 Februari vrije dag. Vanmorgen naar de kerk geweest en nu zit boerenkool te koken samen met de sergeant-majoor; ondertussen wordt hevig gebombardeerd.
Donderdag weer vrije dag. Van Eijk en ik moesten vandaag naar de keuken om eten op te halen, wat wij graag deden, want dan hadden wij een kansje om wat weg te halen. Na de middag zijn wij met de tram naar Neviges geweest, dit is een bedevaartplaats. Maria toevlucht der Zondaars wordt er vereerd in een Franciscanerkerk. Na een poosje gebeden te hebben, gingen wij de winkels opzoeken om wat brood te vragen, wat ons goed lukte omdat wij naar huis konden gaan met genoeg voor twee dagen brood. Wij hadden er wel 12 kilometer voor moeten lopen. Ofschoon bedelen zwaar gestraft wordt, hebben wij het toch maar gewaagd, wat toch zeer gevaarlijk was want de Grünen waren hier met bosjes.
Vrijdag de gehele dag bombardementen geweest, zodat de barak schudde, maar men raakt eraan gewend, zodat wij niet gauw meer de kelder in gaan.
Zondag naar de kerk geweest, verder veel geslapen en zuurkool gekookt, welke ik gekocht had in de stad, 30 pond met 5 man. Düsseldorf wordt beschoten en de moffen op de fabriek beginnen heel vriendelijk te worden en zeggen dat zij die oorlog niet gewild hebben. Het einde is nu wel dicht nabij, want elke dag komen duizenden vluchtelingen van Düsseldorf en omstreken hier voorbij die verder Duitsland intrekken. Heden heb ik weer 17 aardappelen geruild en voor 2 sigaretten en 3 sneetjes brood voor 2 sigaretten, zodat ik er nu weer tegen kan. Vanmiddag nog eens naar de stad geweest, maar wij waren net in de stad en een mijnheer SS- er kwam op ons af en zonder dat wij iets konden zeggen dreef hij ons verder naar een arbeitsambt. Toch kreeg ik kans mijn ausweis te laten zien en zoo werden wij weer vrijgelaten. Achteraf hebben wij er hartelijk mee gelachen dat de mof al zo zenuwachtig is nu de Amerikanen aan de Rijn zit.
Zondag halfvasten hevige bombardementen. Ik was bezig met pap te koken (water met meel). De anderen zijn in den kelder maar ik moest uiteindelijk mijn pap in de steek laten en moest ook de kelder in. Bang dat mijn pap koud zou worden heb ik niet lang in de kelder gezeten en ben gaan eten. De tafel sprong op en neer maar ik bleef toch mijn pap opeten. Toen het bombardement afgelopen was zijn Knapen en ik met waspoeder den boer op geweest; als men maar iets heeft om te ruilen dan is de kans om wat te krijgen, zodat wij bij den eerste boer ieder 15 kilo aardappelen kregen voor 3 pakjes waspoeder, zodat wij gelukkig waren. Maar nu nog naar huis door de stad, Maar het ging goed. Wel hoorden wij de kinderen roepen "Sie haben Kartoffel geklauwt", maar wij kwamen er mee thuis.
Maandag en Dinsdag weer in de fabriek maar gedurig moesten wij in den kelder. In den nacht van Dinsdag op Woensdag werden wij aangevallen door een troep wandluizen die van Eijk en ik versloegen. Om 1 uur waren wij aan te vangen, daarna ons ondergoed nog gewassen en aan de kachel gedroogd, want het moest 's-morgens droog zijn.
Woensdagmorgen kwam bericht dat negen Hollanders weg moesten; om 2 uur moesten zij klaar zijn, maar wisten niet waarheen ze gingen zodat ze dat niet graag deden. In de avond hoorden wij zeggen dat zij naar Wuppertal gebracht zijn, veertien kilometer verderop. Den gehelen dag is er gebombardeerd. Wij moesten vandaag buiten werken omdat Vaes en ik briketten moesten laden en lossen. De lucht was vol vliegers. Opeens kwamen enige vliegtuigen boven de fabriek en doken zo laag dat het zand op den grond opstoof. Wij waren onder de treinwagon gedoken en de kogels vlogen tegen de wagon, ook werden een paar bommen gegooid. Na op adem gekomen te zijn kwamen wij weer voor den dag, de ruiten en pannen waren van de fabriek weg. De barakken waren sterk; van Eijk kwam tussen de planken uit. Onze keukenkast stond op de kop en onze jam en brood lag door elkaar. Later hoorden wij zeggen dat een Rus en een kind van 5 jaar getroffen waren. De Rus was dood en heb hier later gezien toen hij begraven werd. Er werd een kuil gegraven, gelijk zij bij ons in Holland een kip begraven. De moffen durfden dien dag niet meer buiten te komen en waren bevangen van schrik. Ook het kanon laat zich steeds duidelijker horen.
Zaterdag toen ik me aan het scheren, kwamen er weer vliegers; er werden weer bommen losgelaten, 50 meter vanaf de fabriek. De timmerman was juist bij mij in de barak reparaties van de vorige aanval uit te voeren toen weer een gat in het dak werd geslagen maar wij waren heel snel in de kelder. Naar het schijnt hebben ze het gemunt op het station wat hier heel dichtbij ligt zodat het hier niet erg veilig meer is. Het werken in de fabriek wordt steeds minder, zodat ze arbeiders te veel hebben. Vorige week gingen 9 Hollanders weg; vandaag 15 Russen, 13 Fransen, en 6 Italianen. Het is te hopen dat ze ons hier laten tot den oorlog voorbij is.
Vrijdag 23 maart weer naar de kerk. In de fabriek was weer geen werk. Knapen is naar een boer geweest en heeft met moeite twee karotten (bieten) gekregen waar hij nu met bezig is op te eten.
Zaterdag de gehele dag vliegtuigen en 's-nachts kanongebulder zodat onze bedden schudden. Wij zijn naar buiten gegaan; het was stikdonker maar wij konden ervan uitgaan dat de redding wel gauw nabij zal zijn.
Het is Palmzondag en wij hebben onze Pasen gehouden. Toen wij thuiskwamen waren er weer vliegtuigen die doken en schoten op opslagplaatsen op minder dan 2 kilometer van ons vandaan. Er was op een gegeven moment een ontploffing die onze barak onder rook zette.
Het wordt tijd dat we hier wegkomen, want wij zitten in de luizen zodat wij niet meer kunnen slapen, ook al wassen wij ons ondergoed drie keer per week.
Woensdag 28 maart wordt de fabriek voor een week gesloten, maar als ik mij niet vergis gaat de fabriek niet meer open. Wij zitten met kloppend hart wat er gaat gebeuren. Hadden we maar genoeg te eten dan konden wij rustig afwachten, maar helaas. Knapen en ik hebben nog eens geprobeerd om ons rantsoen boter te ruilen op brood, maar waar wij kwamen hadden zij overal vluchtelingen en hadden niets meer te missen, ook geen aardappelen meer. Overal waren de Moffen bang voor de Amerikanen. Zij boden ons zelfs aan om bij hen te komen dan hadden zij tenminste een vrije rug, maar dat deden wij niet.
Goede Vrijdag zijn van Eijk en ik naar de kerk geweest en daarna gingen wij de stad in. Ze waren bezig buitenlanders weg te brengen. Kennissen vertelden ons dat ook wij binnen twee dagen weg zouden zijn, verder Duitsland in.
De weg is vol van de Moffen-soldaten die allen terugtrekken en proberen nog de ring door te komen die bijna dicht is.
Zaterdag 31 maart moesten wij een beetje buiten werken, maar de baas was niet meer te zien. Het schijnt niet meer in orde te zijn; even later hoorden wij zeggen dat wij niet meer buiten de poort mochten, dus op Paasdag ook niet naar de kerk, want wij waren ingesloten. Dit kwam ons de lagerführer met een bleek(wit) gezicht mededelen. Hij waarschuwde ons vooral niet buiten te gaan, daar wij dan onmiddellijk werden doodgeschoten. Toen de lagerführer weg was hadden allen een blij gezicht, omdat de redding nabij was.
Pasen. Met goede moed zijn wij vanmorgen opgestaan en wensen elkaar een Zalig Pasen. Na een tijd van 6 donkere maanden begint de zon door te komen. Deze blijde Paasdag zullen we nooit meer vergeten; wij hebben drie rozenkransen gebeden omdat wij dus niet naar de kerk konden. Maar tegen de middag kwam de fabrikant ons zeggen dat wij vanavond onder begeleiding naar de kerk mochten, wat wij met blijdschap aannamen. De Mis begon om 7 uur afhalen en gingen tot verbazing van de Fransen, Russen en Italianen toch buiten de poort. Onderweg Pasen. Met goede moed zijn wij vanmorgen opgestaan en wensen elkaar een Zalig Pasen. Na een tijd van 6 donkere maanden begint de zon voor ons door te komen. Deze blijde Paasdag zullen wij nooit meer vergeten; wij hebben drie rozenkransen gebeden omdat wij dus niet naar de kerk konden. Maar tegen den middag kwam de fabrikant ons zeggen dat wij vanavond onder begeleiding naar de kerk mochten, wat wij met blijdschap aannamen. De Mis begon om 7 uur zodat wij allen nuchter bleven om te communiceren. Tegen kwart voor zeven kwam de lagerführer ons vroeg deze führer hoelang die mis zou duren (want hij wist van zowat niets) antwoordden wij dat het met een half uur bekeken zou zijn, hetgeen hem meeviel want hij bleef buitenstaan. Maar dat viel hem tegen, want deze plechtige H. Mis met 3 heren en predicatie duurde anderhalf uur. Toen wij weer buiten kwamen zei mijnheer niet veel; hij begreep wel dat wij hem te slim af waren en het ging dan ook weer vlug naar huis. Aan de fabriek gekomen bedankten wij hem dan ook voor de moeite. Hij was zeer trots. De gehelen avond en nacht is er hevig gevochten te Essen, Bochum en verder. Zoo zitten wij te wachten op de komst van Paasmaandag. Lang geslapen en daarna voor de laatste maal mijn ondergoed gewassen zodat ik klaar ben voor de aftocht.
Dinsdag hebben wij generatorblokjes moeten maken in den kelder, het was slecht weer maar wij zaten goed onder de fabriek, terwijl de Russen, Italianen en Fransen buiten staan te zagen.
Dit zal ons werk wel zijn tot het einde. Beloken Pasen hebben wij voor het eerst in de schuilkelder geslapen, omdat het in de barak te gevaarlijk wordt want Velbert wordt nu en dan beschoten. Ons eten is steeds minder geworden, zodat wij netelen gaan koken, daarbij krijgen nog per dag 1 liter soep van karotten(bieten) en een paar sneetjes brood. De Russen hebben geen brood, zij eten het brood gewoonlijk meteen op en lijden de volgende dagen honger ofwel eten karotten.
Maandagavond kwamen nog enige amerikaanse granaten die uit de richting Essen kwamen. In grote spanning wachten wij de gebeurtenissen af. Op een gegeven moment kwam het bericht dat Essen gevallen is en de Amerikanen nog 10 kilometer van ons af waren.
Donderdag 12 April: veel bombardementen. In de voormiddag kwam de baas mij vragen of ik "maueren" kon; zonder te weten wat hij bedoelde zei ik ja. Ik moest wat stenen in een gat leggen waar een granaat was gevallen. Ik was hier mee bezig toen een Italiaan mij kwam vertellen dat de Amerikanen nog maar 4 kilometer verwijderd waren van Velbert. Ik geloofde het eerst niet, maar na een half uur begon het Amerikaanse geschut zoo hevig te schieten dat het zeker was. Later hoorden wij zeggen dat de Amerikanen van den andere kant nog 6 kilometer verwijderd waren.
Het schieten neemt nog steeds toe. Nu nog gauw wat netelen koken voor vanavond en dan vlug den kelder in en maar afwachten wat de dag van morgen brengen zal. Ik had onderwijl een paar broodkorsten verzameld bij een vrouw die aan de fabriek woont, anders heb ik morgen niets te eten. Nu mogen wij weer buiten de poort.
Zondag 15 April naar de kerk geweest, misschien voor de laatste maal in Duitsland. De omsingeling door de geallieerden wordt steeds nauwer, zodat wij er zeker van zijn dat wij deze week bevrijd worden. Hedenmiddag meende van Eijk en ik nog eens de boer op te gaan, maar dat mocht niet meer; wij mochten niet meer buiten de poort en onder bedreiging met revolver werden wij door den lagerführer teruggeroepen. Maar wij dachten ook gelijk den Italiaan Paul: "Nog een ogenblik”.
Maandagmorgen 16 April de redding is nabij. Van alle kanten hevig schieten; hier en daar gaan de moffen hun voorraad munitie in de lucht laten vliegen en gaan er tussen uit, velen in een burgerpak.
Wij zitten aan den kelder in de zon en kunnen hier buiten gevaar alles afwachten. Misschien wordt Velbert vanavond nog bezet. Heel in de verte horen wij het geruis van de pantsers, het komt steeds dichterbij en om 10 uur 's-avonds rijden de Amerikanen Velbert binnen zonder tegenstand, den gehelen nacht hebben ze gereden en het was een gejuich in de stad van de buitenlanders die intussen naar de stad waren gegaan. Wij bleven aan de fabriek, maar 's-morgens gingen wij ook eens kijken. Deze nacht heb ik naast een Rus geslapen; deze was zo blij dat hij uit de ellende kwam, dat hij den gehele tijd buiten ging luisteren en mij dan weer kwam vertellen van morgen krijgen wij weer viel essen, viel sigaretten enz. ook vertelde hij mij dat hij morgen de lagerführer kaput zou schiessen en dat ik hem moest helpen, wat ik toch nooit gedaan zou hebben. De Rus kreeg de kans ook niet meer want de führer hebben wij niet meer gezien.
Knapen en ik gingen Dinsdagmorgen naar de stad, overal stak de witte vlag uit, het was een drukte van belang. Duizenden waren er op de been, meest buitenlanders. Hier en daar nog een Duitse soldaat, maar deze werden dadelijk gegrepen en werden in een auto met razende vaart afgevoerd. Met razende vaart reden deze amerikaanse auto's door de straten om de orde te houden. Voor de winkels stonden honderden Russen die door de ruiten in te trappen naar binnen stormden en alles leegplunderden. Hier werd door de Amerikanen niet naar gekeken en lieten iedereen hun gang gaan. Terwijl de Russen bezig waren in een grote bakkerij zijn wij ook gaan kijken, want ook wij hadden honger en daarom hadden wij wat meel gesnapt, wat de Russen vanaf de tweede verdieping naar beneden gooiden. Het was mooi om te zien hoe hier met zakken en kommen gedragen werd en tot aan de enkels in het meel stonden. Knapen en ik hadden ieder vijf kilo meel, waarmee wij naar huis gingen. Onderweg kwamen wij nog moffen tegen en moest Knapen zijn meel afgeven. Ik kon er tussenuit komen met mijn meel; thuisgekomen hebben wij dadelijk koek gebakken en samen gegeten. In de namiddag kregen wij bezoek van Amerikanen die de fabriek kwamen afzoeken, toevallig was juist de fabrikant hier en deze moest onder dwang van de Amerikanen alle deuren openmaken maar omdat hij zo zenuwachtig was kon hij de sleutels niet vinden, zodat door de Russen de deuren en ramen werden ingetrapt. Toevallig zag een Italiaan dat de fabrikant een polshorloge om had en een vulpen bij zich had, moest hij deze afgeven en met de woorden (du Kapitalist) was hij zijn spullen kwijt. Nu waren de Amerikanen overal aan het zoeken en op het kantoor vonden zij geweren en revolvers. De geweren werden buiten kapotgeslagen. Verder werden sigaren, sigaretten en tabak gevonden.
De sigaren werden door de Amerikanen meegenomen maar al het andere hebben wij onder ons allen verdeeld.
Enige Russen hadden met gevonden revolvers de wacht gehouden. Tegen drie uur trokken wij er ook op los, maar het was te laat; de Russen hadden de kleren, schoenen en brood al onder hen verdeeld. Wel waren er nog aardappelen en met grote moeite kregen wij nog een mand. Het was in de aardappelen kelder rumoerig want het was ook niet naar de zin van de Fransen en Italianen, dat er voor hen niet meer overschoot dan aardappelen. Het was een grote ruzie, ieder in zijn taal. Maar de Russen zwaaiden met hun revolvers, dus zij hadden de overhand. Wij hebben ons niet langer opgehouden in die kelder en zijn naar onze barak gegaan en meteen begonnen met het schillen en koken van de aardappelen. 's-Morgens hadden wij aardappelen die gaar waren.
Het was nu Woensdag 18 April; wij hadden bericht gekregen dat wij onze verblijfplaats niet mochten verlaten zonder bewijs die door de Amerikaanse commandant was gegeven. Daarom gingen van Eijk en ik er op uit om een bewijs te bekomen, maar er was nergens een commandant te spreken en daarom hebben wij ons voorgenomen om morgen toch te vertrekken. Daar wij niks meer hadden om te eten voor de reis moeten wij eerst nog een rondgang houden om brood. Tegen de avond waren allen terug en toen wij het brood verdeeld hadden, had iedereen een kilo. Hiermee zullen wij morgen op stap gaan. Nu moeten wij onze plunje nog klaarmaken. Maar welke richting zullen wij gaan. In Düsseldorf zijn ze nog aan het vechten, daar mogen wij dus niet komen. Ik kreeg een ingeving want op het kantoor van de fabriek hangt een landkaart; hieruit heb ik een stuk gesneden en hiermee zullen wij onze weg zoeken.
Op Donderdag 19 April om 8 uur hebben wij Velbert vaarwel gezegd en met een pungel op de rug trokken wij in de richting Essen. Tegen de middag kwamen wij aan de Roer, hier mochten wij niet over, toen gingen wij langs de Roer tot Ketwig, Saarn, Duisburg. In Duisburg kwamen wij omstreeks half zes aan. In een afgebrand huis hebben wij de nacht van 19-20 April doorgebracht in een kelder. Het was hier koud zodat wij 's-morgens vroeg wakker waren. Na wat gegeten te hebben zijn wij weer op stap gegaan in de hoop over de Roer en Rijn te komen. Na een poosje gelopen te hebben kwamen wij bij de plaats waar de Roer en Rijn samenkomen, maar de bruggen waren stuk. Nu zagen wij kans met een bootje over de Roer te komen; hier hebben wij enige bange minuten gehad. Met dertien man zaten wij in een bootje, zodat het water bijna in het bootje kwam, maar wij kwamen er toch over. Nou moesten wij nog over de Rijn, maar dat was niet waar; hiervoor moesten wij papieren hebben. Deze papieren waren te krijgen in Hamborn, nog zes kilometer verderop. Hier aangekomen was er niets te doen zodat wij nog zes kilometer verder moesten lopen naar Walsum. Het was een hele toer en omdat ons eten op was waren wij gedwongen om brood te bedelen, Eindelijk kwamen wij in Walsum aan. Doodmoe en blaren aan de voeten gingen wij ons bij de Directie melden. Toen heb ik mijn voeten laten verzorgen bij Het Roode Kruis. Toen ik met een van die verplegers praatte bleek het een jongen uit Weert te zijn, die bij het Amerikaanse leger was gegaan. Dat wij blij waren de Weerter taal te horen, kun je je voorstellen. Hij vertelde ons dat zij met 3 Weerter jongens hier waren. Wij waren nog geen half uur hier of zij waren allen bij ons in de barak. Het was hier een kamp van 2000 mensen, alles door elkaar. Fransen, Belgen, Italianen, Russen en Hollanders. De barakken waren slecht, deuren en ramen waren er niet meer in, zodat wij alles dicht gemaakt hebben met dekens, die waren hier genoeg. Hier zullen wij enige dagen moeten blijven, het eten is hier goed, maar niet genoeg, zodat wij alweer den boer op moesten. Daar het zo koud was hebben wij de eerste nacht bijna niets geslapen. Ik ben al om vier opgestaan en toen ik buiten keek waren er vuren aangelegd en dat men er zich aan het warmen was. Brandhout werd gehaald bij de barakken die werden gesloopt. Ik had bij Belgische mensen gezeten. Om 5 uur kwam een Amerikaanse patrouille bij ons zitten en liet ons sigaretten roken.
Zaterdagmorgen kwam een jongen uit Weert ons zeggen dat wij Maandag weggaan met Amerikaanse wagens tot Roermond of Maastricht. Wij hoorden dit alles graag en daarom moesten wij onze papieren in orde laten maken. Het liep tegen de avond toen wij allen klaar waren. Omdat het weer een koude nacht zou worden hadden wij een ijzeren kruiwagen georganiseerd en midden in de barak gezet en hierin zou gestookt worden. Nu nog wat planken van de barak klein maken en dan zijn wij klaar voor de nacht. Nu moest ieder om de beurt twee uur opblijven om te stoken, zodat wij vannacht geen kou zullen hebben.
Zondagmorgen naar de kerk gaan kon niet. Ik geloof niet dat hier een katholieke kerk was. Enige van ons zijn de boer op geweest en de andere hebben hout klein gemaakt, want wij bleven steeds stoken, want als wij nog acht dagen hier zouden moeten blijven was er geen barak maar over, maar het staat vast dat wij morgen zullen vertrekken.
Maandagmorgen was het slecht weer, wij waren al vroeg klaar, maar de auto's lieten op zich wachten. Eindelijk waren ze er (20 stuks). In iedere wagen met 20 man en toen alles klaar was, ging het in snelle vaart naar Münster. Hier aangekomen moesten wij weer terug, daar in de stad geen straten meer waren en moesten wij een andere richting nemen, wat hier allemaal stuk is kan hij die het gezien heeft niet geloven. Zo reden wij door de kapotte steden van Duitsland zodat wij om 5 uur in Merkelbek weer in een kamp kwamen, echter maar voor korte tijd, want toen wij allen goed gegeten hadden ging het om 7 uur naar het station, een half uur lopen. Hier stond een trein klaar om in te stappen. De groep was in Merkelbek aangegroeid tot 1000 man. Om 8 uur vertrok de trein. In elke wagon was voor 30 man aan levensmiddelen; er werd ons gezegd dat dit een extra rantsoen was en daarom deden we ons tegoed aan de levensmiddelen. De gehele nacht hebben wij gereisd zodat wij bij Rolduc over de grens kwamen. Omdat de spoorlijn hier goed was ging het met hoge snelheid richting Maastricht. Ondertussen hadden velen plaats genomen op de wagons waar zelfs muziek gemaakt werd. Dat wij in Holland waren was goed te merken kwamen de mensen toelopen en op vele plaatsen werd gevlagd. Toen kwamen wij in Maastricht aan, allen hadden grote honger en wij mochten niet uit de trein, maar daar werd niet naar gekeken en met geweld ging het de straat op waar vele mensen stonden met boterhammen, sigaretten enz., zodat wij hier allemaal goed gegeten hadden, want wij hadden 24 uur gevast. Nu moesten we weer instappen en omdat er in Maastricht geen plaats was moesten wij terug naar Eijgelshoven. Nadat wij uitgestapt waren konden wij in klaarstaande auto's onze bagage deponeren. Wij moesten nog 3 kilometer lopen tot Rimburg; het was ondertussen avond geworden toen wij hier aankwamen.
Wij werden in een school ondergebracht, waar wij eerst gekeurd werden, zodat het 2 uur in de nacht werd tot wij een beurt hadden. Omdat in de school voor allen geen plaats was moesten verschillende in de nacht nog 1 uur lopen vooraleer wij in Waubach kwamen. Na nog eerst goed gegeten te hebben gingen wij slapen met 30 man op 1 kamer (schoollokaal).
Vrijdag 27 April moesten alle Limburgers hun marken inleveren en bij de politie komen voor een politiek onderzoek, zodat nog enkele NSB- ers werden aangehouden.
Zaterdag 28 April de dag van vertrek. Om 1 uur vertrokken wij met een vrachtwagen vanuit Waubach. Met 40 man stonden wij op de open vrachtwagen. Het regende en sneeuwde, maar het ging in snelle vaart richting Roermond. Omdat er nog verschillende mensen naar Noord-Limburg moesten zijn wij meegereisd tot Wanssum om dan via Maasbree en Helden naar Nederweert te komen. Het was intussen 's-avonds 10 uur toen wij hier verbaasd uitstapten en wij ons in Eind nog nauwelijks terug kenden”.