204
Pachtovereenkomst boerderij Haefackershoff in 1838
"Wij Wilhelmina Baronesse van Erp verclaare te hebben verpacht gelijck wij verpachten mits deeses aan Johannes Berghmans en aan sijne huijsvrouw Margita Wolters; onse pachthoff genaamt Haefackershoff voor tijds van twaalf achterenvolgende jaaren begonst met half mey 1838. Edog partijen vrijstaande ten halver op te seggen mits sulxs geschiede op St. Remeijs te bevoorens en op condities hiernaar volgende:
De pachters sullen hebben deesen hoff in pachtinghe met landerijen Bemden en weijden, soo als sij de selve teegenswoordig in besit hebben. De pachters van den hoff aftreckende, sullen de wooninghe, stal en schuere overleveren in behoorlijkcke staath, gelijck sij hem aangevangen hebben, het strooye en voeder laetende op den hoff sonder iets daervoor te vercoopen ofte verbrengen, hetzije meste of andersints, saltende het huys ende de groesen en weyden verlaaten om half meij ende het land stoppelbloot volgens landts gebruijck.
Sy sulle alle jaare moete vaagen ofte reyninge der waaterleyen, graaven en slooten ende walle repareeren en in staat houden en voor St. Jan de biesen en ander onkruijdt in de weyde sneyden ende vuersen uijtsteecken etz. op peene sulcxs op hunne koste door ons sal worden gedaan.
Sij sulle geen houdt cappen als alleenlijk op de koijweijden, de boomhoff tot toemaacking van de weijde.
Soo door haagelslag, heieren chracht of mistgewas, daar ons God voor behoeden wil; de Pachters groote schaade quaame te leijden, sulle sij naar propportie van de geschaade quijdtslag genieten, edog voor een weenigh niet moogen klaagen.
De Pachters sulle de jaarlijckse Chins van deesen hoff aan het huijs en Borgh Baerlo betaalen, wie ook aan de gemeente alhier de belastinge of contributien; dog indien het hooger dan hondert en vijftig gulden Cleefs mogte koomen sulle wij gehoude wesen het meerdere te betaalen. Sij sulle ook de gewoonlijcke thiende blijve betaalen en aan ons een kop raapzaat en twaalf stuivers cleefs in plaats van een capuijn, weegens aflossing van twee jaarlijckse rente welck voorheen aan de kerck moste betaalt worder worden.
Ende aan ons voor pacht penninge vierhondert gulde cleefs in twee termijnen, den eenen om Kerstmisse ende den anderen om Paaschen.
De Pachters van den hoff aftreckende sullen soo veel voerlandt laaten voor den volgenden halffman als sij gevonden hebben, te weeten drij morgens ende landerijen houden en hunne vooren en paalen, sonder van denselven iets te laaten verontrechten.
De Pachters moeten de huijsinge en de andere gehuchten onderhouden in strooij, sulle wij de arbeijders de loon en andere materiaale betaalen ende sij de coste en dranck geeven soo als het gebruijckelijck is.
De Pachters sulle in staan voor alle bier en Brandt en het geene door hunne onachtzaamheijdt aan de huijsinghen soude koomen, niet permiteere dat er tobac bij de huijsinghen stal of schuijren geroockt wordt, op peene dat sij selfs de amende daar toe staande sulle moeten betaalen behalven de schaade die daardoor veroorzaakt wordt.
Sij moete versien sijn van een goede luchte om daar meede op stal te gaan. In val van militaire loogeringe, inquartieringe, kost en dranck vier en licht voor deselve ; sal sulckxs sijn tot des pachters private laste.
Tot voorcoominghe van het geene voorss; hebbe wij verpachteresse ende pachter.
Pachter ende pachteresse, onder verbandt van onse goederen, deese eijgenhandig onderteekendt waar van twee eenluijde actes gemaakt sijn.
Baerlo den 23 October 1838
Wilhelmina Baronesse van Erp
J. Bergmans
M. Wolters"
Bron: RAL 16.0514 nr. 32 d’ Erp