ARCHIEFVARIA                            Archiefvondsten Overkwartier van Gelre
 


704

Het huis Oijen (het Huuske)


Oyen of ingen Oeyi. Het Huis Oyen, op het gebied van Kessel liggende, is een vroeger geheel omgracht bakstenen gebouw, twee verdiepingen hoog, en aangelegd in de vorm van een rechthoek . Het heeft brede, witte, natuurstenen banden, en vensters, die ten dele veranderd zijn. Genoemd huis was een leengoed van het kasteel Broekhuizen. Het leen, behorende onder "het rechtsgebied van het feodaal Hof van Broekhuizen, bestond uit het adellijk Huis Oyen met ongeveer 56 bunders land en weiden onder Kessel en Baarlo, en de pachthoeve Boshoek onder Kessel. Het gaf zijn eigenaars het recht verschreven (toegelaten) te worden onder de Ridderschap van het Overkwartier ter bijwoning van de vergaderingen der Staten van dat gewest op de landdagen te Roermond. Het huis had ook een kapel, waarin de H. Mis werd opgedragen. Daartoe was op 16 Oktober 1722 door de bisschop van Roermond toestemming verleend. Gedurende meer dan drie eeuwen was het huis Oyen in bezit van het adellijk geslacht van Kessel, genaamd Roffaert, gesproten uit een zijtak der Heren van Kessel. De stichter van die tak, Floirken van Kessel, genaamd Roffaert, wordt in 1364, en onder de naam Floerken Roeffart, wapenknaap, in 1366 genoemd. Zijn kleinzoon Godart of Goert van Kessel, genaamd Roffaert, scholtis van het land van Kessel, en zoon ,van de Venlose burgemeester Gerard van Kessel, genaamd Roffaert, bracht op 15 Mei 1477 het Huis of de Hof Oyen, groot 180 morgen, zijn echtgenote Baetse van Holtmolen ten huwelijk. Godart overleed in 1507 en werd in het bezit ervan opgevolgd door zijn zoon Gerard, die van 1532 tot aan zijn dood in 1548 schepen van Venlo was. Deze sloot op 22 Oktober 1510 een huwelijkscontract met Metgen de Groit (Groot), weduwe van Otto van Wailwick (Walwyck), dochter van de Venlose schepen Gerard de Groet. Hij bracht haar ten huwelijk: “de twee haevenii in den gericht van Kessel toe Oeën gelegen mit allen die rechten ind toebehoir ind allet des dair toe off ynn gegolden mach wesen nyet dair van uitgescheiden", verder de ,,Roeffarts hoeff" met molen te Venlo. Na de dood van zijn echtgenote leefde hij in concubinaat met zijn dienstmaagd Agnes of Neesken Bruuns, bij wie hij zes natuurlijke kinderen had. Op woensdag 24 november 1546 liet hij zich echter op verzoek zijner wettige kinderen Gairt, Thijs en Baetszken, door Henrick Kemerlinck, pastoor van Kessel, met haar in de echt verbinden. Daags daarna maakte hij eveneens met haar een deling zijner goederen tussen hun beider kinderen. O.a. werd bepaald, dat ,,Neesken sall behalden tot opvoeding oerer kijnderen dat gereijde in den huijse Ooijen". Gerard of Gerrit van Kessel, genaamd Roffaert, één der gewettigde kinderen, had aanvankelijk met zijn halfbroeder Matthias of Thys het Huis Oyen in gezamenlijk bezit. Op December 1574 verschenen op verzoek van Gerith Rofferts, voor Johan de Verwer en Johan ingen Huijs, schepenen van Venlo, Elyzabeth tho Puth, Anna Hoffslegersche en Jan Golt, die de verklaring aflegden, dat hun wel bekend was, dat “Matthis Rofferts ind Agnes Boener wiIner eheluden den halven hoff to Rae genoempt upten Nue (Oyen) tosamen gegolden hebben" en dat Agnes de halve hof tot aan haar sterfdag in gebruik heeft gehad. Bovengenoemde Gerard of Gerrit was volgens contract van 1 Augustus 1567 gehuwd met Maria van Waldoos genaamd Baerlo of Baerle. Hij bracht haar het Huis Oyen ten huwelijk, dat op 14 augustus 1572 door Willem I. prins van Oranje, werd geplunderd, waardoor een kistje met familie; documenten verloren ging. Gerard, die in 1620 nog in leven ,was, werd als heer van Oijen opgevolgd door zijn zoon Godart, die vóór 1665 overleed, nalatende als weduwe Maria Spee, met wie hij volgens contract van 21 Januari 1614 was gehuwd.

Hun tweede zoon Godefridus of Godart bewoonde sedert 1665 het Huis Oyen, waarop hij in 1689 hypotheek gaf aan Lodewijk Caris, rentmeester voor de koning van Spanje in het ambt Kessel en ontvanger te Baarlo. Hij overleed ongehuwd te Baarlo den 9e april 1694 als laatste van zijn stam. Nu kwam Oyen aan de heer van Kessel, Caspar van Merwijck (overl. in 1727). Deze schijnt het huis in leen afgestaan te hebben aan zijn broer Theodoor Frans, die 23 mei 1700 wegens Oijen verschreven werd ter Statenvergadering te Roermond. Hij was kanunnik te Aken, maakte op 8 jan. 1712 zijn testament en overleed te Kessel de 18e april 1714. De tweede zoon van Caspar, Antoon Adriaan Frans genaamd, werd minderjarig op 12 oct. 1727 met Oyen beleend. Hij was kanunnik van St. Servaas te Maastricht sedert 1740 en was tevens in het bezit van het beneficit der H. Ursula, in de kerk te Kessel, maakte 12 jan. 1765 zijn testament en overleed plotseling te Roermond op 9 dec. 1778. Over zijn dood tekenden wij het volgende uit het overlijdensregister van die stad op. Op 9 dec. 1778 is des morgens dood in zijn bed gevonden de weledele en hoogwelgeboren heer Antonius Adrianus Franciscus, Vrijheer van Merwijck, heer in Kessel en Oyen; wegens zijn plotselinge en onverwachte dood, van geen Sacrament voorzien. Hij had het huis Oyen in de tweede helft der 18e eeuw verhuurd aan mevrouw Catharina Louisa Sibilla Bachman, weduwe van wijlen de heer Lodewjk Larcher, in zijn leven grootmajoor der stad Venlo. Zij maakte op 6 Oct. 1761 voor de schepenen van Kessel Joannes Timmermans en Willem Claessens en in tegenwoordigheid van de secretaris Joannes Boeckx op het Huis Oyen haar testament. Na de dood van Willem Antoon Mathijs Baron van Merwijck, een broer van de kanunnik, die 6 april 1798 te Roermond als laatste van zijn geslacht kinderloos overleed, kwam het Huis Oyen aan diens neef Antoon Joseph Baron d' Olne, Heer van Baarlo enz., een zoon van Willem Frederik Baron d' Olne en Theodora Maria Josepha, barones van Merwijck.   

Aantekeningen uit het boek van L’Escaille

LES FIEFS DU HAUT-QUARTIER DE LA GUELDRE

EXTRAIT DU PUBLICATIONS DU LIMBOURG 31EM ANNEE 1894

UITGEGEVEN Maastricht 1895

Leiter-Nypels  op pagina 40  

« Ausserden schenkt er einen hoff in Oije unter der bedingung dass die Abtei Marienweert einen Geistlichen anstelle um den Gottesdienst zu versehen an der Kapelle und der begräbnisstäatte der Heiligen Jungfrauen in Kessel etc".

Paters Norbertijnen abdij Mariënweerd (1129-1592) was gelegen in Gelderland.

Oorlog in Oijen.

In Oijen was vaak inkwartiering door troepen.  Zo ook op de boerderij Duikershof,  de bewoners moesten dan hooi en stro voor de paarden en eten en drinken voor de manschappen leveren terwijl de kosten werden vergoed door de plaatselijk autoriteiten (Schout en Schepenen) die dan voor de kosten moesten opdraaien. Soms werden de kosten niet vergoed. Dan moesten de bewoners er zelf voor opdraaien.

Tijdens de 80- jarige oorlog (1568-1648) in 1632 bij de Maasveldtocht van de Staatse troepen trok een leger onder leiding van Prins Frederik Hendrik van 17.000 man voetvolk en 3000 ruiters langs de Maas naar het zuiden en passeerden dus ook Oijen. Hierbij werd huize Oijen geplunderd en in brand gestoken.

Een kogel werd enkele jaren geleden aangetroffen op het land van Duijckershof en is hieronder afgebeeld.

Ook in de jaren daarna rond 1689 en 1690 werd vaak geplunderd door de wisselende troepen.

Vervolgens tijdens de Spaanse successieoorlog van 1701 -1712 werden vaak Engelse en Hannoverse troepen op de boerderij Duijckershof gelegerd.

Zo werd een officier omgekocht met een kapoen (haan) zodat hij niet in huis genomen hoefde te worden maar bij de manschappen in de schuur en stallen zou verblijven.

Ook moest de toenmalige bewoner Gerard Peeters met paard en kar diensten verrichten voor de troepen. Hij was eens twee weken van huis en toen hij terugkeerde sleepte zijn paard de kar over de grond.

De wielen waren kapotgeslagen door de troepen zodat hij geen dienst kon verrichten voor de vijand.

De mensen hadden het toen niet gemakkelijk.

Kogel (doorsnede 10 cm) van de Maasveldtocht in 1632 gevonden op grond van Duijckershof.


Genealogie van Kessel genaamd Roffaert.

Generatie 1

I.

MOGELIJK Godefridus (Godfried) van Kessel genaamd Roffaert. Draagt in 1326 ten overstaan van schepenen van Beesel aan de Maas en in bijzijn van de Gulikse vazallen en ridders Johan van Kessel en Wilhelm van Swalmen zijn allodiale goederen op als leen aan graaf Gerhard [VII] van Gulik. In een niet gedateerde lijst van leengoederen behorend tot het huis Holtmeulen onder Tegelen (vermoedelijk 2e helft 14e eeuw) vinden we een Goert Roffert vermeld als eigenaar van een boerderij 'gelegen in den kerspell van Besell geheiten die Neder hoff'. Zowel het leenverband met de graaf (later hertog) van Gulik als dat met kasteel Holtmeulen vinden we in latere akten niets terug, zodat het mogelijk slechts ging om een manleen.

Generatie 2

II.

Floerken van Kessel genaamd Roffaert, MOGELIJK zoon van I. Stond in 1364 borg voor Mathijs van Kessel en diens zoon Johan. In 1366 werd hij tot de familie

en vrienden van Willem van Wisschel gerekend. Floerken Roffert werd bij een pondschatting in 1369 aangeslagen onder Beesel voor het maximale bedrag van acht pond; dit was vermoedelijk wegens de boerderij genaamd Nederhoeven, de latere Onderste Hof onder Reuver-Offenbeek gelegen. Tr. met NN.

Uit dit huwelijk:

1. Godart van Kessel, volgt III.

Generatie 3

III. Godart van Kessel genaamd Roffaert. Eigenaar van een boerderij ("Gadert Rofferts hoff") onder Swalmen in 1395. In 1402 beleend met het leengoed de Bocholt, waarmee eerder Hendrik Fransoos van Neersdom - neefzegger van Godart - was beleend. In 1404 droeg Goedaert van Nederhoeven - zoals hij zich op dat moment kennelijk noemde - inkomsten te Venlo over aan de broederschap van de H. Geest ten behoeve van de huisarmen aldaar. Tr. met Aleyd Vinck.

Uit dit huwelijk:

1. Hendrik van Kesel genaamd Roffaert, volgt IVa.

2. Gerard van Kessel genaamd Roffaert, volgt IVb.

3. Margaretha van Kessel genaamd Roffaert. Zij was een van de eerste begijnen in het in 1410 buiten de stad Venlo gestichte begijnhof dat in 1424 werd veranderd in het klooster Mariëndaal (Maasgouw 1879, blz. 193). In 1454

droeg Seger van der Horst de hof te Oetzel onder Capellen gelegen, die hij had ontvangen van zijn moei Margret Roffertz, over aan Johan van Boedberg, erfmaarschalk van Gelre. Deze akte werd mede bezegeld door Conrairt van der Horst, zoon van Seger, en Willem van Vriemershem (Vrijmershommm), zwager van Seger (Schloss Haag, inv.nr. 3664). In 1460 verklaarde Hubert van Lienen dat hij als naaste erfgenaam van zijn tante Gryete Roffarts afstand deed van zijn recht op de Nederhoeven, ten gunste van de Kruisheren te Roermond.

Generatie 4

IVa.

Hendrik Roffert. De broers Hendrik en Gerard van Kessel genaamd Roffaert werden in 1411 door de hertog van Brabant beschouwd als vijanden van Keulse burgers in het Land van Overmaze (Maasgouw 1894, blz. 52); voogd en ambtman van Wickrath (D) 1418; opnieuw vermeld in 1426. In 1428 was hij eigenaar van de Nederhoeven onder Beesel. Tr. met Catharina Rosen van Kriekenbeck, in 1440 en 1453 vermeld als zijn weduwe. Samen met haar kinderen en met toestemming van haar zwager Gerard en diens zonen Elbert en Gadert verkocht ze in 1440 de Nederhoeven aan het klooster In der Oede (Genooi) bij Venlo. Als onderpand voor de goede overdracht stelden zij ook nog hun Bunneshoeve onder Wickrath (D) gelegen. Het Venlose klooster verkocht de boerderij in Offenbeek al korte tijd later aan de kruisheren van het Sint Cornelisklooster te Roermond.

Uit dit huwelijk vijf dochters:

1. Margaretha (Griete), kloosterlinge en priorin te Dalheim bij Vlodrop en vermeld in het sterfboek aldaar. 2. Agnese, kloosterlinge in het klooster Dalheim bij Vlodrop.

3. Catharina (Katrijn), kloosterlinge.

4. Christina (Stijn).

5. Godefrida (Gadert, Goedeert). Tr. met Johan Ansorge. Beiden worden nog vermeld 1457.

Stijna Roffart, Johan Ansorge en Gort Roffart, echtgenoten, sloten in 1456 een overeenkomst over een erfenisdeling met hun zussen Grete, Nese en Trijne Roffart, die in de kloosters Dalheim en Duissern (Duisburg) waren ingetreden. De kloosterzusters kregen de boerderij Overnortnich bij Wanlo in het land van Wickrath en een beemd van een andere boerderij toegewezen. Zo lang ze zouden leven zouden ze de inkomsten hieruit genieten. Zou een van de nonnen sterven, dan zou de beemd terugvallen naar de boerderij waaruit deze was afgescheiden. De inkomsten uit de boerderij te Wanlo bleven hen echter voorbehouden totdat de laatstlevende zou zijn overleden.

Namens de kloosterszusters bezegeld door Heinrich von Krieckenbeck, Evert van Kessel genaamd Roffert, Johan van Wick en Deric Ansorge.

IVb.

Gerard van Kessel genaamd Roffaert, overleden voor 22 januari 1451. Bezegelde in 1428 een akte voor zijn broer Hendrik. In 1430 beleend met de hof te Offenbeek. Mogelijk is hij dezelfde die in 1427 zegelde voor zijn schoonzus Gerarda van Broichusen, gehuwd met Willem van Kessel. Gerit van Kessell "die men noempt Gerit Roffairt" bezegelde in 1435 een akte op verzoek van Alard van Bueren en diens vrouw Sophia van Holthuysen, eigenaren van de Buerense Laathof onder Beesel; trouwde met Katherine Vinck. Roermond (no.973) 1 mei 1455: Op sent Philips ende sent Jacopsavont der heiliger apostolen Elbrecht van Kessel genaamd Roffart en Mechtelt en Goert van Kessel genaamd Roffart, broers, verklaren dat zij aan de kruisheren (te Venlo) een grondrente van drie mark en acht schillingen geschonken hebben ten laste van het bezit van Johan Overdijck en Arnt van Ulft aan ghenen Venne ten behoeve van een votieflamp voor het onser blijder liever Vrouwealtaar.

Uit dit huwelijk

1. Elbert (Elbrecht) van Kessel genaamd Roffaert. Mogelijk in 1451 samen met zijn vrouw Machteld en Goert van Kessel genaamd Roffaert en diens moeder Catharina genoemd als eigenaren van de Roffaertsmolen te Venlo. Wordt in 1457 vermeld als neef van Goedert (Godefrida) van Kessel genaamd Roffaert, gehuwd met Johan Ansorge.

2. Gadert van Kessel genaamd Roffaert vermeld 1451-1455.

De familie Van Kessel genaamd Roffaert en het huis Oijen onder Kessel

Hier moet nog worden vastgesteld of de hierboven genoemde Gerard van Kessel (IVb) dezelfde is als de hierna te noemen Gerard, gehuwd met Catharina Vinck. Vooruitlopend op deze vaststelling is toch reeds gewerkt met een dóórlopende generatienummering.

Generatie 4

Gerard van Kessel genaamd Roffaert, schepen en borgemeester te Venlo. Tr. met Catharina Vinck, dr. van Johan Vinck Arntszoon en Margaretha. Gerard en Catharina ontvingen in 1434 van Catharina's ouders hun hof en erf het Molenhuis, buiten de stad, en de watermolen aan de stadsmuur, de sluizen achter de molen en de wellen.

Uit dit huwelijk:

1. Godart van Kessel genaamd Roffaert.

Generatie 5

Godart van Kessel genaamd Roffaert, eigenaar van o.a. het huis Oijen, het molenhuis te Venlo met een koren- en oliemolen, 18 malder rogge onder Broekhuizenvorst en de grote tienden te Sint Anthonis bij Boxmeer, een belang in Aldenkrieckenbeck plus de Borchstat bij Leuth (D) gelegen. Tr. 1477 krachtens huwelijksvoorwaarden (15 mei 1477) met Beatrix (Baetse) van Holtmeulen, dr. van Vulling van Holtmeulen. Zij bracht o.a. een hof te Oijen bij Kessel in dit huwelijk.

Uit dit huwelijk:

1. Godart van Kessel genaamd Roffaert.

Generatie 6

Godart van Kessel genaamd Roffaert, vóór 1515 beleend met huis Oijen, schepen en borgemeester van Venlo, provisor van de broederschap van O.L. Vrouw te Venlo 1502. Tr. 1) 1510 met Mechteld de Groot, dochter van Gerard de Groot en weduwe van Otto van Wailwick. Tr. 2) 24 november 1546 met Agnes Bruuns (Bruijns). Op 15 januari 1561 vond een deling plaats tussen de kinderen van Agnes Roffarts, te weten Gerard Rofferts enerzijds en Christina Rofferts, gehuwd met Johan Keer en Matthis van Kessel haar 'echte gebaeren zoon' bij Gerard van Kessel genaamd van Roffert anderzijds.

Uit het eerste huwelijk:

1. Gairt van Kessel genaamd Roffaert.

2. Mathijs van Kessel genaamd Roffaert. In 1547 beleend met de tiende bij Wylre onder Tegelen die eerder te leen werden gehouden door zijn vader Gerard Roffert. In 1555 nog vermeld als leenman van het huis Holtmeulen.

Mathijs was tevens leenhouder van een tiende te Mulbracht (D), waarmee hij als voogd van zijn broer Goerdt werd beleend. Deze tiende werd in 1682 de 'Roffersche thiende' genoemd.

3. Baetse van Kessel genaamd Roffaert. Tr. voor 1510 met Lenaert de Laet, schepen te Venlo, die in 1547 nog wordt vermeld als zwager van Matthijs Roffert. Wordt in 1559, na overdracht door Matthijs, beleend met de tiende bij

Wylre. Deze overdracht werd in 1560 nog eens bevestigd door Gerardt Roffert en zijn zwagers Johan van Kessel, Johan Keer en Cornelis van Merwijck

Uit het tweede huwelijk:

1. Cornelis van Kessel genaamd Roffaert.

2. Stijneken van Kessel genaamd Roffaert. Tr. 1) voor 1546 met Willem van Kessel; 2) voor Johan Keer of Kern. Proces te Kessel, 3 april 1598: Jonker Johan Kern heeft enige jaren geleden een proces gevoerd te Kessel tegen Gerardt van Kessel genaamd Rouffert, inzake een vordering op de nagelaten goederen van wijlen Jacob Goyen of diens echtgenote, zus van de echtgenote van Kern en Rouffert voornoemd. Roffaert heeft land bewerkt dat Kern zou toekomen en vruchten afgevoerd. Roffaert woont op een leengoed, alwaar geen executie mag plaatsvinden. Toen de scholtis Roffaert in het dorp Kessel heeft ontmoet, heeft deze tegen Roffaert gezegd dat hij niet meer in het kerspel mag verschijnen zonder toestemming van de schepenen en dat hij moet afzien van verdere molestatie. Roffaert heeft hiertegen geprotesteerd bij het Hof van Gelder.

3. Anthonia (Thoenis) van Kessel genaamd Roffaert. Van haar een zoon Matthias van Kessel, vermeld 1571.

4. Peter van Kessel genaamd Roffaert.

5. Elisabeth van Kessel genaamd Roffaert, in 1546 nog kloosterlinge. Tr. met Johan van Kessel genaamd Bree.

6. Gerard van Kessel genaamd Roffaert. Tr. 1567 met Maria van Waldoes genaamd Baerle.

7. Lenart van Kessel genaamd Roffaert.

Uit een buitenechtelijke relatie

1. Baetze van Kessel genaamd Roffaert. Tr. voor 1546 met Gairdt Burskens, schepen te Kessel.

Akte 3 november 1549: "Gegeven in den jair Ons Heeren duysent vijffhondert niegenondviertich den derden daich novembris" Lenart van Beeck en Peter Putt, schepenen te Venloe, verklaren dat heer Henrick Kemerlinck, pastoor te Kessell, in het jaar [15]46 laatstleden en Gairt Burskens en Gerart Stockmans, schepenen van het kerspel Kessell, samen getuigd hebben dat een wettelijk huwelijk gesloten is geweest tussen Gerart Roffartz en Neesken Bruunss op 24 november 1546. Gairt, Thijs en Baetsken, kinderen van joncker Gerit van Kessell genant Roffart verzoeken hun vader voornoemd, dat hij Neesken Bruunss "in den heiligen echtenstaedt aenfangen wolde", waartoe zich Gerit vrijwillig toe bereid heeft verklaart en heeft met Neesken en zijn kinderen huwelijkse voorwaarden opgesteld als volgt: Gairt, Thijs en Baetsken zullen gelijke kinderen zijn met Neesken en haar kinderen Cornelis, Stijneken, Thoenis, Peter, Lijsbet en Gerat alsof ze van hetzelfde bed waren en zullen na de dood van hun vader diens erfenis samen delen; daarop is Gerart uit zonderlinge genade Gods en ingeven van de H. Geest vrijwillig uit zijn huis gegaan op de openbare straat onder de blauwe hemel en heeft voor God en de wereld met zijn voornoemde kinderen en heer Henrick Kemerlinck, pastoor van het kerspel Kessell, zijn biechtvader Aerndt Spee, zijn halfman Johan en zijn dienaar Stephen Moller nogmaals de huwelijkse voorwaarden vernieuwd en daarop heeft Gerart Neesken getrouwd en heer Henrick voornoemd heeft beiden "in den heiligen echtenstaedt uth sonderlinge liberteyt der geistlicher obricheyt ind erkentenisse oerer gerechticheit ingesegenet ind bevaelen in den name des Vaders ind des Soens ind des Heilgen Geists" en tegelijkertijd heeft Gerart tegen Neesken gezegd dat hij wilde dat gerechtelijk vastgelegd zou worden dat hun kinderen eenkindschap waren met Gairt, Thijs en Baets voornoemd.

Generatie 7

Gerard van Kessel genaamd Roffaert, legde in 1615 een verklaring af over de Kleine Weerd tegenover Kessel gelegen; hij was toen volgens eigen zeggen 80 jaar oud. Tr. 1567 met Maria van Waldoes genaamd Baerle, dr. van Adolf van Waldoes.

Uit dit huwelijk:

1. Adolf van Kessel genaamd Roffaert. 2. Godart van Kessel genaamd Roffaert.

Generatie 8

Adolf van Kessel genaamd Roffaert, in 1621 beleend met het huis Oijen. Tr. 1) met Anna van Bocholtz. Tr. 2) met Sibilla van der Lantscroon. Uit het eerste huwelijk:

1. Maria Anna van Kessel genaamd Roffaert. Tr. met Hendrik van den Eijnholts, ritmeester in Spaanse dienst.

Godart van Kessel genaamd Roffaert, bouwheer van het huis Roffaert. Hij droeg in 1622 zijn 1/16 deel van het Gelderse leengoed genaamd de hof In gen Scheydel (hoeve de Schei) onder Beesel-Reuver over aan Matthijs Alberts. Tr. 1614 met Maria Spee, dr. van Elbert Spee en Johanna van Haeren; weduwe van Arnold van Bocholtz. Uit dit huwelijk:

1. Gerard van Kessel genaamd Roffaert. Tegen hem werd in 1674-1675 een kerkelijk proces gehouden wegens het niet houden van Pasen. 2. Willem van Kessel genaamd Roffaert, op 29 juli 1671 gedood door jonker Hendrick Arnold van Lom tijdens een degenduel.

3. Godart van Kessel genaamd Roffaert, overl. Baarlo 9 april 1694.

In 1663-1664 werd te Kessel een proces gevoerd inzake patronaatsrecht. Gerardus Cox beweert dat hij het patronaatsrecht heeft op het beneficie van St.-Anthonius in de patronaatskerk van Kessel en heeft daartoe iemand voorgedragen. Hij beweert dat dit recht bij het huis Oijen behoort en vroeger afkomstig is geweest van 'den Tempel' in Kessel. Godefridus Roffart, gehuwd met Maria van Spee, is in oppositie gekomen en heeft dit recht voor zich opgeeist. Bij vonnis van 10-11-1646 voor de officiaal Moeitz gewezen, is Cox in het gelijk gesteld. Dit vonnis is in hoger beroep te Mechelen vernietigd en dit vonnis van Mechelen is nadien te Roermond nog eens bevestigd.

Maria Spee, weduwe van Goddart van Kessel genaamd Roffart, droeg op 5 december 1673 de goederen en rechten etc. die zij had krachtens huwelijkse voorwaarden met wijlen haar eerste echtgenoot de kapitein Arnoldt van Boeckholt, over aan haar beide zonen Gerardt en Godart van Kessel genaamd Roffart.

Bron: Wikipedia